Vergelijkingen zijn een van de soorten taken in een wiskundeles. Iemand, geconfronteerd met hen, beslist alles snel en gemakkelijk. Iemand is nog steeds niet duidelijk wat en hoe te vinden. Als het kind problemen heeft, help hem dan! Besteed hier al op de basisschool aandacht aan. Systematische oefeningen zullen dit probleem helpen oplossen. Waar moet je op letten?
Het is nodig
- - een pen;
- - notitieboekje;
- - een leerboek wiskunde.
instructies:
Stap 1
Laat uw kind de vergelijking opschrijven en voorlezen. Bij het lezen van de onbekenden in de vergelijking, in de elementaire klassen, worden de namen van de letters van het Latijnse alfabet gebruikt.
Stap 2
Stel de vraag: "Wat wil je vinden in deze vergelijking?" Het kind moet zeggen wat het onbekende in dit item betekent.
5 + x = 7 - je moet de onbekende term vinden.
5 * x = 10 - je moet een onbekende factor vinden.
x-3 = 7 - je moet het onbekende verminderd vinden.
10's = 3 - je moet de onbekende vinden die is afgetrokken.
x: 3 = 5 - je moet het onbekende deeltal vinden.
15: x = 3 - je moet de onbekende deler vinden.
Stap 3
Vraag uw kind om de regel te bedenken voor het vinden van het onbekende in de vergelijking. Om bijvoorbeeld een onbekende term te vinden, moet u de bekende term van de som aftrekken.
Nog een voorbeeld: om een onbekende deler te vinden, moet je het deeltal delen door het quotiënt.
Deze regels zijn indicatoren voor de relatie tussen actiecomponenten. Ze bestuderen ze in wiskundelessen. Controleer uw kind regelmatig op de sterkte van zijn assimilatie!
Stap 4
Als het kind het moeilijk vindt om de regel te formuleren, zoek dan samen met hem de benodigde formulering in de referentiematerialen aan het einde van het wiskundeboek. Het kind moet de regel lezen en onthouden.
Stap 5
Sluit de vergelijking met uw kind aan in de regelformulering.
Bij het oplossen van de vergelijking x-3 = 7, zou het volledige antwoord van het kind als volgt moeten klinken: "In de vergelijking x-3 = 7 kennen we de verminderde niet. Om de onbekende verminderd te vinden, moet je het verschil optellen bij de afgetrokken. Bij de afgetrokken 3 tel ik het verschil 7 op, ik krijg 10. Dus x = 10 ".
Stap 6
Controleer de opname van de oplossing van de vergelijking:
x-3 = 7;
x = 3 + 7;
x = 10.
Stap 7
Vervolgens moet u de juistheid van de oplossing van de vergelijking controleren. Het kind moet het gevonden getal in de oorspronkelijke vergelijking vervangen. Vervolgens moet u berekenen hoeveel u aan de linker- en rechterkant van de vergelijking krijgt en deze cijfers vergelijken. Als de getallen gelijk zijn, is de vergelijking correct opgelost. Zo niet, dan moet je op zoek naar een fout in redenering of berekeningen.
10-3=7;
7=7.
De vergelijking is correct opgelost.