Het eerste leerjaar is een belangrijke en moeilijke fase in het leven van een kind. Een baby heeft enkele maanden nodig om zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Ouders moeten hem steunen en hem helpen beseffen dat huiswerk een verantwoordelijkheid is die dagelijks moet worden gedaan.
instructies:
Stap 1
Eersteklassers moeten zich houden aan een rigide dagelijkse routine. Direct na school - lunch, dan een korte rust (een uur of twee), waarna je je huiswerk kunt gaan maken. Volgens docenten is de beste tijd hiervoor van 16 tot 17 uur.
Stap 2
Begin je lessen door dingen op je bureau te ordenen. Leg er alles op wat je nodig hebt voor huiswerk. Zorg ervoor dat u controleert of de verlichting correct is geïnstalleerd. Laat dit een soort ritueel worden dat je kind helpt om aan het werk te gaan. Verdeel al het huiswerk in mondeling en schriftelijk, moeilijk en gemakkelijk, favoriet en niet.
Stap 3
Begin met het maken van je huiswerk met het moeilijkste onderwerp, dat is moeilijk. Een kind dat na school uitgerust is, kan een moeilijk vak sneller leren. Nadat u complexe objecten hebt gemaakt, gaat u verder met de implementatie van objecten die geen problemen veroorzaken.
Stap 4
Als het kind iets niet begrijpt of de taak niet kan voltooien, help hem dan. Probeer de stof in andere, eenvoudiger bewoordingen uit te leggen. Onderstreep de cijfers en letters, lees de opdracht hardop voor en becommentarieer deze. Leid de eersteklasser naar de juiste beslissing, die hij alleen moet nemen. Maak geen huiswerk voor je baby.
Stap 5
Als het kind heel lang huiswerk maakt, beperk het dan in de tijd. Breek je huiswerk op en neem tussendoor pauzes. Wissel mentaal werk af met actieve activiteiten.
Stap 6
Vergeet ontwikkelingsoefeningen niet die in de toekomst zullen helpen om het materiaal in de klas beter te assimileren. Help uw kind bijvoorbeeld de betekenis van de eenvoudigste rekenkundige bewerkingen te begrijpen. Gebruik geïmproviseerde voorwerpen (sinaasappels, appels, snoepjes, potloden, enz.), tel ze samen met de baby op volgorde en bepaal waar meer en waar minder zijn. Vestig de aandacht van het kind op de verschijnselen van de omringende wereld. Probeer geen alinea's uit studieboeken met hem te onthouden, maar praat over alles wat zijn interesse en aandacht wekt. Bijvoorbeeld: "Waarom is de dag korter in de winter", "Wie zijn de dinosaurussen?"